DE BOERGEIT

GESCHIEDENIS VAN DE BOERGEIT

De oorspong van de boergeit is divers, namelijk ondermeer bij dieren die door de Namaqua Hottentotten en zwervende stammen van de zuidelijke Bantoe gehouden werden ( Barrow 1801; Epstein 1971; Mason 1981; Campbell 1984). De blanke zuid afrikanen kwamen er voor het eerst mee in contact in 1661 in de omgeving van het hedendaagse Clanwilliam waar de Namaquas rondzwierven wiens geiten afkomstig waren van de Batlapin clan in Botswana.

20160427_190039

Verdere invloeden komen hoogstwaarschijnlijk van India ( Pegler 1886), waar de Anglo Nubische geit inheems is, en Europa ( Schreiner 1898) heeft hier zeker ook nog andere rassen aan toegevoegd. Het sporadisch voorkomen van hoornloze dieren zou kunnen wijzen op het inkruisen van Europese melkgeiten ( Anonymous 1960). Het is duidelijk dat de boergeiten genen van al deze bronnen hebben verkregen als men rekening houdt met het zwervend bestaan van de bevolkingsgroepen en de manier van handel drijven van de vroege bewoners van Zuid-Afrika.Er werden geen verschillen vastgesteld in de genetische frequentie van bloedstalen tussen de hedendaagse geiten populatie en die van de boergeiten ( Osterhoff 1987)

DIGITAL CAMERA

Boerbok

Een ander geitenras dat eveneens zou kunnen bijgedragen hebben tot het verbeteren van de kwaliteiten van de boergeit is de Owambogeit. Dit robuuste ras heeft een schofthoogte van 80cm . voor de bok en 60 voor de geit en een gewicht van 80 – 90 kg. voor de bok en 40 – 50 voor de geit. De Ovambo heeft een langwerpig lichaam met een middellange vacht die wit, grijs, zwart of roodbruin, roodbruin met wit of bruin met wit gevlekt kan zijn. De grote oren kunnen zowel hangend als rechtopstaand zijn en de hoorns zijn middellang terwijl 30% van het ras ook hoornloos kan zijn. Het ras is winterhard, vreet geen boomschors en heeft geen bokkengeur. Ovambogeiten zijn laatrijp en krijgen vaak pas op tweejarige leeftijd voor het eerst lammeren. Het zijn de huisdieren van de gelijknamige stam die tot de bantoe behoort en in Ovamboland, een gebied tussen Namibië en Angola leeft. In de jaren ’90 zijn enkele van deze dieren uit het dierenpark Hagenbeck waar ze als voerdieren werden gehouden, overgenomen en sindsdien worden ze in Beieren systematisch gefokt. Sedert 1994 wordt een stamboek bijgehouden.

20160427_190204   Boergeitlam

De boergeiten evolutie in de laatste honderd jaar

Wanneer de nomadische geitenhouders zich meer gingen vestigen en minder zwerven, begonnen zij ook selectiever te fokken in de oostelijke Kaap regio tussen 1800 en 1820. De gewone Boergeit evolueerde tot een compact, goed geproportioneerd en kortharig dier ( Van Rensburg 1938). Tegen het begin van de 20ste eeuw was het bestaan van een nieuw ras duidelijk, daar de boeren erin geslaagd waren een verbeterd type geit te kweken met hoge groeisnelheid, hoge vruchtbaarheid, goede conditie, met kort haar en rode aftekening rond de kop en schouders ( Steyl 1966).

Kweekexperimenten maakten duidelijk dat 1 gen verantwoordelijk is voor de witte vacht en rode aftekening ( Osterhoff 1987). In juli 1959 werd het fokken en selecteren gereguleerd door het stichten van de “ Boer Goat Breeders Association” in Zuid – Afrika. Nog betere exemplaren verschenen nu dank zij het opstelen van de standaard als richtlijn voor de kweek. Meer en meer fokkers traden de richtlijnen bij en onderwierpen zich vrijwillig aan keuringen.

Aan het begin van de 20ste eeuw begon het ras zich steeds meer te profileren en de ranchers in de Oostkaap provincie spitsten hun selectie meer en meer toe op het bekomen van een vleesras type zoals we het vandaag kennen. De heer T.B. Jordaan van Buffelfontein, Somerset East, bevestigde in het eerste verschenen tijdschrift van de South Afrikan Boer Goat Breeders Association in 1959, dat zijn vader , De Heer W.G. Jordaan enkele geiten kocht van Mevrouw Van de Venter van Somerset East. Deze geiten waren kortharig en hadden licht rode koppen. Tezelfdertijd kocht hij een zeer grote bok van I.B. van Heerden uit Kaalplass, Cradock. Uit deze geiten werden sommige van de eerste zuivere boeren en toekomstig kweekmateriaal gefokt.

20160427_191616

De import van melkgeiten uit Zwitserland en Duitsland aan het begin van de 20ste eeuw heeft bijgedragen tot het hedendaagse type boergeit dat toentertijd nog een grote verscheidenheid vertoonde. Van Rensburg ( 1938) onderzocht de geiten die in Zuid – Afrika gevonden werden en classificeerde ze als volgt:

  1. melkgeiten: zuiver ingevoerde dieren
  2. angora’s
  3. de gewone boer geiten ( compact, kortharig, normaal gebouwd, populair bij slagers omwille van zijn vlees en huidkwaliteit. In goede conditie kan de geit jong geslacht worden. De vrouwelijke dieren geven voldoende melk en zijn zeer populair) waarbij deze laatste verder werden onderverdeeld in: 
  • gevlekte of gespikkelde
  • gestreepte of getijgerde ( met zijn aftekening aan de kop, namelijk geel/bruine vlekken rond de ogen, op de kaken en de muil) onderontwikkeld oor ( net zoals bij de Karakul vertonen deze boergeiten ook een grote verscheidenheid in oorlengte, soms zo dat klein men ze nauwelijks kan oormerken
  • witte boer geit ( soms met bruine nek en kop, van zeer licht bruin tot bijna zwart verder onderverdeeld in:
  1. de langharige ( zware kop, zware hoorns, zware schouders, grove benen en hoeven en grofvezelig vlees. Het lange haar kan ofwel enkel de achterbenen bedekken of het gehele lichaam. Kan enkel geslacht worden wanneer volgroeid en heeft een ruwe zware huid)
  2. de langharige hoornloze ( dit type werd verkregen door kruisingen met de ingevoerde melktypes. Ze hebben een lichte fijne kop zonder hoorns, gebogen neusprofiel, lage oren en de bouw van het melktype, gewoonlijk kortharig en komt voor in alle mogelijke kleuren)

Zoals U merkt was het boergeiten bestand allesbehalve homogeen en uit dit allegaartje moest nu een bepaald type gedistilleerd worden. Van Rensberg merkt verder op : “… ondanks dat er weinig aandacht besteed werd aan het type bij het kweken van de boergeit in het verleden, waren er toch enkele progressieve boeren die begonnen met een selectief kweekprogramma, vooral in die gebieden waar intensieve veeteelt werd bedreven.

DIGITAL CAMERA

In het Zuid Afrikaanse stamboek, dat werd opgericht in 1959, werd dan nog gesproken over vijf types boerbokken:

  1. De gewone boerbok: Dit is een dier met goede vleeseigenschappen, met kort haar en een variatie in aftekening, waaronder bruingestreepte, grijze en donkerbruin – bonte. Normaal gesproken hebben de dieren een bruine kop en hals
  2. De langharige boerbok: Dit is een laatrijpe geit, die naar zeggen een wat grove vleesstructuur heeft. Ook de waarde van de huid neemt af door langer haar, waarmee dit type als ongewenst werd beschouwd;
  3. De bonte boerbok: Deze geit is ongehoornd en heeft een ongewenste bouw;
  4. De inlandse boerbok: Deze geit is hoogbenig en is wisselend van bouw en kleuraftekening. In deze lijn heeft nooit erg veel fokkerij plaatsgevonden;
  5. De verbeterde boerbok: De kenmerken die hier van belang zijn, zijn een goede bouw, hoge groeisnelheid, grote vruchtbaarheid, grote uniformiteit in kleur en bouw en een groot aanpassingsvermogen aan verschillende leefomgevingen

Deze verbeterde boergeit werd niet gecreëerd door twee of meerdere zuivere stamvormen te gebruiken zoals dit vaak het geval is bij andere diersoorten, maar het prototype of phenotype maakte gebruik van alle bestaande geitsoorten in Zuid – Afrika om tenslotte tot zijn karakteristieke voorkomen en type te evolueren.

De eigenschappen waarvoor de boergeit is ontwikkeld en gekweekt zijn:

  1. Zijn vlees en huid kwaliteit
  2. Zijn stoutmoedigheid en aanpassingsvermogen
  3. Zijn weerstand tegen ziekte
  4. Zijn vruchtbaarheid en lam percentage
  5. Zijn lange levensduur
  6. Zijn excellente graas gewoontes

Tegen 1970 werd de boergeit ondergebracht in het nationale vleesschaap – en geiten test schema, waardoor de boergeit de enige geit werd die ooit in een programma voor het testen van vleeskwaliteit zat.

20160724_151348

In 1977 werd de boergeit in Duitsland ingevoerd. Naar verluid gebeurde dit ongewild daar deze eerste boergeiten meekwamen als voedsel voor een transport van Namibische Leeuwen voor de Duitse Zoo. De overgebleven levende geiten trokken de aandacht en werden al spoedig ingezet voor de kweek. Een stamboek werd reeds in 1980 opgericht en in 1988 gingen de eerste Duitse geiten naar Engeland. In 1987 importeerde de Lancorp maatschappij Boergeiten in Nieuw – Zeeland en in 1988 in Australië. De eerste boer embryo’s die het Noord Amerikaanse continent bereikten waren ingebracht in melkgeiten in het Olds College in Canada. Deze geiten bleven in quarantaine tot april 1993 waarna de Boergeiten vrijgegeven werden voor de Verenigde Staten en Canada. In Nieuw Zeeland waren inmiddels drie maatschappijen bezig met de invoer van Zuid Afrikaanse boergeiten, namelijk de reeds voornoemde Lancorp en verder de Embryotech en de Afrikan Goat Flock. In Australië was de grootste invoerder Australië Breeding Management Pty Ltd. Sinds 1987 worden boergeiten ingevoerd door Nieuw Zeeland, Canada, Duitsland, Mexico, Australië, Indonesia, Engeland, India, Frankrijk, Maleisië, Denemarken, De Nederlandse Antillen, de Britse West Indies en praktisch iedere Amerikaanse staat.

In alle ons omringende landen bestaat thans een stamboek voor de boergeit maar Duitsland blijft de belangrijkste leverancier van kweekmateriaal.

Europa heeft nooit een echte geitencultuur gekend behalve dan voor de melkgeiten, maar niet in die mate waarin de geit belangrijk is voor de economie en de voedselvoorziening als in Afrika.

boergeit

De situatie in Zuid Europa is reeds totaal anders dan bij ons, meer noordelijke landen, want zowel in Italië, Griekenland als in Spanje en Portugal houdt men wel veel van geitenvlees. Ieder jaar worden trouwens duizenden boklammeren van melkgeiten kwekerijen afgevoerd naar Spanje om daar geslacht te worden.

Sinds 2006 bestaat ook in Vlaanderen een stamboek voor de boergeit dat wordt bijgehouden door KHV. Er zijn momenteel 14 geregistreerde fokkers. De standaard van de boergeit werd in 2004 – 2005 door mijzelf voorbereid en het dossier werd samen met de toenmalige secretaris van KHV, de heer Ignace Lootvoet , voorgedragen aan het ministerie. De uitwerking van de standaard gebeurde door de rascommissie waar ik voorzitter van ben samen met de toenmalige bestuursleden.

Het aantal fokkers in Vlaanderen blijft beperkt en slechts enkele hebben een kudde van 10 en meer dieren. Bovendien zijn daarbij slechts 4 fokkers ook nog CAE vrij waardoor de uitwisseling van kweekmateriaal bemoeilijkt wordt.

DIGITAL CAMERA

Plaats een reactie